Hoe Konijn het Vuur stal.
In het begin was er geen vuur op aarde en de wereld was een koude plek. De Hemelmensen hadden vuur, maar ze bewaakten het van de dieren. Toen de herfstbladeren begonnen te vallen vroegen de dieren: “Wie zal het vuur stelen?”
Bizon was sterk. Wolf was sluw. Beer was dapper. Wilde Kat was woest. Maar Konijn was de leider van hen allen in kattenkwaad. Konijn maakte de mooiste tooi. Zorgvuldig bedekte hij elke veer en elke steek met pijnboom hars. Toen hij klaar was zette hij de tooi op zijn hoofd en begon te lopen naar waar de Hemelmensen woonde.
Toen de Hemelmensen zagen dat Konijn aan de poorten van hun dorp stond zeiden ze: “Wees voorzichtig! Het is Konijn! Hij is de belangrijkste kattenkwaad-maker. Vertrouw hem niet! Konijn begroette de Hemelmensen met het grote nieuws dat hij was gekomen om hen een nieuwe dans te leren.
Hij vertelde hen dat hij zelfs een speciale tooi had gemaakt voor de gelegenheid. Hij vertelde de Hemelmensen dat het geen gewone tooi, want het was geen gewone dans! “Deze dans zal de maïs van de aarde brengen. Het is een dans om de vis naar je netten te leiden.” legde hij uit.
De Hemelmensen waren niet overtuigd. “U bent Konijn, de belangrijkste kattenkwaad-maker, wij vertrouwen u niet!” riepen zij. “O!” riep Konijn. “Denk je dat deze dans een truc is? Waarom! Dit is mijn geschenk aan jullie de Hemelmensen. Vandaag is mijn vrije dag als kattenkwaad-maker.” Met zijn woorden verleidde Konijn de Hemelmensen. Hij charmeerde ze. Hij vleide ze. Al snel vergaten ze dat hij meester kattenkwaad-maker was en ze verwelkomde hem in hun dorp.
“Konijn zal ons de dans leren!” riepen ze. Dus Konijn leidt de dans. Rond en rond het vuur danste Konijn gevolgd door de Hemelmensen. Rond en rond het vuur danste Konijn. Terwijl hij danste zong hij zijn lied, hij droeg zijn mooie tooi en als hij zong boog hij laag naar het vuur. De Hemelmensen bogen laag. The Hemelmensen zong zijn lied. The Hemelmensen danste rond en rond het vuur en volgde na Konijn in de dans. Ronde na ronde danste Konijn, en zeer, zeer laag boog hij … WOOSH!
De tooi stond in brand! Weg rende Konijn, uit het dorp en in zijn bossen. “We zijn bedrogen!” riepen de Hemelmensen. “Konijn heeft het vuur gestolen!” Konijn rende en de Hemelmensen volgde hem.
Ze maakten regen. Ze maakten donder en bliksem. Ze hebben sneeuw gemaakt. De prachtige tooi met de met hars bedekte veren brandde helder. Maar Konijn was al snel moe.
“Snel!” riep hij naar Eekhoorn. “Neem de tooi.” Eekhoorn nam de tooi. Ze rende zo snel als ze kon. De hitte van het vuur maakte dat haar staart over haar rug krulde. En eekhoorns, tot op de dag van vandaag, hebben zo’n krullende staart. Eekhoorn was al snel moe.
“Snel!” hijgde ze naar Kraai. “Neem de tooi.” Kraai nam de tooi. Toen hij vloog maakte de rook van het vuur zijn zuivere witte veren zwart. En kraaien tot op de dag van vandaag hebben daardoor zwarte veren. Kraai was al snel moe.
“Snel!” Riep Kraai naar Wasbeer “Neem de tooi.” Wasbeer nam de tooi en rende. Terwijl ze rende kreeg ze een aantal verbrande ringen rond haar staart en gezicht. En dat geldt tot op de dag van vandaag ook voor de wasberen. Wasbeer was al snel moe.
“Snel!” hijgend naar Kalkoen. “Neem de tooi.”
Kalkoen nam de tooi en rende weg. Terwijl hij rende brandde het vuur alle veren van zijn hoofd en nek. En dit geldt voor kalkoenen tot op de dag van vandaag ook. Kalkoen was geen snelle loper. Het vuur begon te sterven.
“Zet mijn achterlicht in brand,” zei Hert. Want in die dagen hadden herten lange staarten. Hert nam het vuur op haar staart en rende zo snel als ze kon om de vlammen aan te waaieren. Terwijl Hert wegrenden hoorde ze de bomen naar haar roepen, eerst rustig.
“Geef ons het vuur. We zullen het verbergen.” Hert renden weg. De bomen riepen naar haar. “Geef ons het vuur. We zullen het verbergen.” “Geef ons het vuur. We zullen het verbergen.” “Geef ons het vuur. We zullen het verbergen.” Hert was al snel moe. “Bomen, verberg het vuur!” riep ze toen.
De bomen namen het vuur en verstopten het in hun hout. Het vuur had het grootste deel van Hert haar staart verbrand. En herten tot op de dag van vandaag hebben dat ook.
De Hemelmensen keerden terug naar hun dorp. Hout had het vuur verborgen en ze wisten niet hoe ze het weer konden vinden.
Konijn, leider van alle kattenkwaad wist het echter wel te vinden. Hij kende het geheim van het vuur in het hout. Hij wist hoe hij stokken tegen elkaar moest wrijven om vuur te krijgen. Hij liet de dieren zien hoe ze het vuur dat door Hout werd verstop konden vinden. Nu hebben de dieren vuur om de koude winters op te warmen en licht om de donkere nachten op te fleuren.